Sweet Child of Mine

12 oktober 2016 - Sanur, Indonesië

Na vijf dagen vluchten we uit het paradijs. Terug naar het comfort van Bali. Fem zoekt al 10 dagen de borrelbus, de bedden zijn te hard, de insecten te groot (m.u.v. de muggen, die zijn piepklein en steken je helemaal lek) en de vis en kip, afgewisseld met kip en vis, begon ons danig de strot uit te hangen. Dus op naar Bali!

Ik heb alles piekfijn van te voren geregeld. Een vlucht van 3 etappes met Lion Air. Eerst van Langgur naar Ambon, dan door stoten naar Makkassar en dan in stijl naar Denpassar. ETA 11:30 local time. Auto instappen, tuffen naar Ubud, inchecken, 14:00 met een Singapore Sling aan het zwembad. Dat is het plan. Het loopt allemaal iets anders.

De wekker gaat om 03:45 af, buiten ligt onze chauffeur in de auto te maffen. In het aardedonker vertrekken we van Coaster Cottages, op weg naar het vliegveld. Alles loopt op rolletjes en we arriveren om 04:20 op het vliegveld van Langgur. Wat niet veel meer is dan een landingsbaan en een betonnen gebouw met wat vage koffiecorners. En dan begint het gemekker. Onze vlucht heeft vertraging. Eerst een half uur, daarna een uur, daarna 1,5 uur. OK, we gaan onze aansluiting missen. Maar, verzekert onze man op de grond, we kunnen met een vlucht later mee! En dan zijn we keurig om 18:00 in Bali. Daar gaat mijn Singapore Sling. Allejezus. Lekker begin. Het is inmiddels 6 uur in de ochtend, de lucht kleurt lichtblauw. Dit wordt zo'n dag waarin reizen het laatste is wat je zou moeten ondernemen. Om 8 uur vertrekken we dan toch naar Ambon. Op Ambon Airport is het niet veel beter toeven. We wachten 3 uur op nieuwe tickets in een gang met stoelen en wat winkeltjes. Het is inmiddels 12:00. Weer inchecken en instappen voor deel 2. Deze vertrekt wel op tijd en een kort vluchtje later arriveren we in Makkassar. Een grote stad en dus ook een groot vliegveld. Wel redelijk Islamitisch allemaal. In een gigantische hal vol met eet- en drinketablissementen vind ik uiteindelijk één shabby tentje met koelkast waar wat blikjes Bintang in staan. Gelukkig maar, want onze derde en laatste etappe blijkt uiteindelijk ook 2 uur vertraging te hebben. Dus zitten we op Makkassar ook weer 5 uur te wachten. Fem is helemaal aan het eind van haar latijn. In Bali blijkt onze auto ook niet klaar te staan, dus nemen we een taxi naar Ubud. Zoek het uit allemaal. Door alle verkeersdrukte heen arriveren we rond 22:00 in ons prachtige hotel, omgeven door weelderige tuinen en vijvers. Maar wij zien het ff niet na 19 uur reizen (we zijn ook nog een uur terug gegaan in de tijd, of heen, wie zal het zeggen). Daarbij is het donker, dus dan zie je over het algemeen sowieso weinig. We zien wel de bar in het hotel, waar we een Gin Tonic bestellen. Eindelijk, na 10 dagen! En dan kruipen we onder de dekens in een airco kamer. Ook lekker!

De volgende dag voelen we het, vakantie. Weg met dat reizen in het pa-pa-paradijs. Wij willen de vakantieman. Frits Bom met zijn landkaart. OK, dat misschien ook niet. Maar wel heerlijk wakker worden in een kamer zonder kruipend gespuis, maar met een constante 17 graden. En da's nog maar het begin. Het ontbijt is een heus banket. Een orgie van fruit, eieren naar keuze, verschillende soorten brood die liggen te wachten om geroosterd te worden in een toaster die het ook echt doet. Koffie, thee, sapjes. Achteraf, na een dag of 3, valt het allemaal ontzettend mee, maar dat eerste moment staan we bijna te huppelen van vreugde. We nemen plaats op de veranda met uitzicht op tuin en vijver. Vissen in het water, vlinders in de tuin. De enige dissonant is die Indonesische pling-plong uit de luidsprekers. Maar het zij ze vergeven. Met een volle (reserve-)Duitse Buik daarna chillen aan het zwembad. Handdoekje droppen hoeft niet, want het is laagseizoen. En dit is Bali, geen Turkije-all-incl.

Ons hotel is een verzameling teak houten cottages tussen rijstvelden, vijvers en weelderige tuinen. Als je botanist bent dan moet je in Bali toch 24/7 met een strakke plasser rondlopen. Kan niet missen lijkt me. Ongelofelijk wat hier groeit en bloeit. Anyway. Trapsgewijs loopt het naar benee, waar het zwembad ligt te wachten. Heerlijk drijven in de verlaten pool. Trek in een koude rakker? Helemaal terug naar boven? Nee, natuurlijk niet. Amateur. Gewoon bellen met de pool service en hij komt met gezwinde spoed naar je toe.

Na wat gespetter is het alweer tijd voor lunch. En wordt ook onze auto voor de deur afgeleverd. Perfecto. Maar wij blijven nog lekker hangen in onze Garden of Eden. Die 20 uur van gister is nog niet helemaal vergeten. In de avond rijden we Ubud in. Ubud is echt een mekka in Bali van culinair én cultureel genot. Vooral de Balinese dansen moet je gezien hebben. Nog even niet voor ons. Wij eten wat, lopen wat in de rondte en gaan lekker terug naar het airco bedje. Dromend van de volgende dag, vol avontuur. Na het ontbijt gaan we eerst naar het Monkey Forest. De eerste plek om heen te gaan in Ubud. Het is in feite weinig veranderd, behalve dat er meer toeristen zijn en een grote parkeerplaats bij is gekomen. Dat is ook wel de gemene deler. Bali is nog drukker en het is een echte MMM geworden. Dat blijkt nog meer bij onze tweede stop, Tanah Lot. Veel meer tentjes, veel meer Chinezen vooral. Drommen mensen op de rotsen, die allemaal die ene unieke foto willen maken. Of juist die foto die al zo vaak is gemaakt. Ik vraag het me af. Het blijft wel een magische plek als je alle kermis wegdenkt. Ondertussen gaan we halfdood van de hitte. De auto biedt soelaas met zijn airco. Rustig tuffen we door naar stop nummer drie van de dag, Mengwi. Een tempel van royale origine. Van die gestapelde dakjes, je kent ze misschien wel van de foto. Mengwi staat iets minder hoog op de lijst, wat zeg ik, er zijn nauwelijks toeristen en dito gekkigheid te bekennen. Wij manouvreren van schaduw naar schaduw, houden het hoofd koel. In de avond toppen we af met een klasse restaurant, op aanraden van Matthijs. Beter Indonesisch zul je in Nederland nauwelijks vinden.

De dagen die volgen is een genieten van Ubud en omgeving. Babi Guling eten, crispy duck, Ayam Betutu. Alle hoogstandjes passeren de revue. We bezoeken de paleizen van Ubud en natuurlijk gaan we naar een Legong voorstelling, een Balinese dansact. Het is allemaal prachtig en (hier en daar) perfect geschaafd naar de Westerse maatstaven. Inclusief de prijzen die daarvoor gelden. We pakken zelfs nog een jazz matinee mee. En niet te vergeten het museum van Blanco. Een ietwat over-de-top geile Spaanse wannabee Dali die alleen maar naakte Balinese vrouwen schilderde. Je moet wat met je leven! Het mooiste, of op z'n minst meest onverwachte, moment blijft bewaard voor de laatste avond. Wij zitten lekker te eten in een upperclass tent, in de patio sectie natuurlijk. Er staat een Indonesische band te spelen, waarvan de zanger de teksten niet kent. Hij lult maar wat. Wel staat er een gitarist te spelen, die werkelijk de pannen van het dak speelt. Totdat de zanger ons uitnodigt om mee te spelen. Een paar nummers gebeurt er niets, maar dan stapt er een wat slonzige man op hen af. Hij wisselt wat woorden, waarna de drummer van de band plaats maakt voor de man. Hij pakt de stokken en valt meteen in bij "Sweet Child of Mine", van Guns 'n Roses. Needless to say, hij begint een partij te drummen waar je u tegen zegt. De zaal gaat plat, hij neemt de band op sleeptouw. Na afloop krijgt hij zo ongeveer een staande ovatie. Geweldig. Hij geeft de stokken terug aan de verbouwereerde drummer, gaat weer naast zijn vrouw zitten en neemt een slok van zijn Large Bintang. Ik weet nog steeds niet of hij een beroemde drummer is of niet. En eerlijk gezegd wil ik het ook graag zo houden. Het mysterie, daarmee sluiten we Ubud af. Een heerlijke tijd. En nu weer verder naar Amed, aan de Oostkust. Nog een week te gaan, samen. Samen hebben we het steeds leuker. Ja, nog drie avonturen te gaan. Keep dreaming.

1 Reactie

  1. Carlo van Zelst:
    12 oktober 2016
    Klinkt goed